De Amerikaanse Indianen: geschiedenis en cultuur (deel 6)

De Jacht Jagen was een van de eerste dingen die een jongen leerde; maar niet alleen hoe ze hun boog moesten maken en gebruiken, ze leerden ook de prooi herkennen, welke uitrusting ze nodig hadden en de jachtriten en ceremonies.

De prairies wemelden een aantal jaren terug nog van de bizons en antilopen: in de bossen leefden buitengewoon veel dieren, waaronder herten, elanden, stekelvarkens en bevers, de rivieren zaten vol met vis en talloze vogels vlogen in de lucht. Een waar welhalla voor een jager.

Maar om dieren te vangen, ook al waren er zoveel, moest je toch leren met wat voor prooi je te maken had, weten wat het at, en waar het zich schuilhield. Verder moest een jager weten hoe hij vallen, fluitjes, wapens en andere lokmiddelen kon gebruiken en wat hij moest dragen, en welke taboes er waren met betrekking tot de situatie en het type prooi.

De Bizonjacht

De Grote Bizonjacht was een belangrijke en spectaculaire gebeurtenis waar de hele stam bij betrokken was. De jacht verliep volgens zeer strikte regels die bewaakt werden door de akicita. Als iemand het succes van de jacht in gevaar bracht werd deze gestraft door zweepslagen en hun tipi en bezittingen werden vernietigd!

De bizon jacht was een gevaarlijke onderneming. Geen jacht kon van start gaan zonder de jachtrituelen en ceremonies, liederen en gebeden van de sjamaan. Zodra de verkenners de bizons spotten, besloten de ervaren jagers hoe ze de aanval moesten uitvoeren. Er waren verschillende jachttechnieken, maar de meest gebruikelijke was omcirkelen. De jagers reden in twee rijen naar de kudde en op een bepaald teken trokken ze zich schreeuwend rond de kudde samen. In de verwarring die daarop ontstond, viel de jager een dier van achteren aan en doodde het met een speer of pijl en boog.

Er was veel behendigheid nodig om zelf niet overreden of doorboord te worden en het bewegende dier te raken op een plek waar de punt van het wapen tot belangrijke organen doordrong.

Afhankelijk van het terrein werd er soms te voet gejaagd, een methode die werd gebruikt voor de komst van het paard. De Dakota maakten de dieren bang door in groepen zoveel mogelijk lawaai te maken en met huiden en brandende takken te zwaaien. Zo dreven ze de dieren in een ravijn. Als ze succes hadden, sloten de jagers de onderneming af door ter plekke de dieren te doden en in stukken te snijden.

Prestige & puntenstelsel

De positie van opperhoofd ging meestal over van vader op zoon, maar door persoonlijke verdiensten kon elk groepslid tot opperhoofd benoemd worden.

Persoonlijke verdiensten betekenden een groot prestige, en prestige en rijkdom bepaalden het succes van een opperhoofd. Rijkdom werd bepaald door het aantal paarden dat een persoon bezat; prestige door zijn succes bij de jacht en overvallen, door betoonde moed en ruimhartigheid door de sterkte van zijn karakter en door de punten die hij scoorde.

De Dakota en andere stammen op de vlakten hadden een ingewikkeld systeem van onderscheidingen, waaronder een puntentelling. Er werd een punt gescoord als een vijand (levend, gewond of dood) met de hand of met boog en speer was aangeraakt, of als deze in een gevecht van man tot man was gedood (het doden met een pijl van veilige afstand telde niet mee); als zijn paard voor de bizonjacht was gevangen; als een strijdmakker was gered; of als iemand gewond was geraakt.

Een krijger liet zijn puntenaantal zien door de beschildering van zijn lichaam, beenbeschermers en paard, door zijn verentooi en zijn kapsel. De Dakota maakten geen geheim van hun moedige daden. Een dappere krijger die veel eer had verdiend door vaak oog in oog te staan met de dood had het recht om trots te zijn en de plicht om als voorbeeld te dienen voor de jongere groepsleden.

De ‘Rode tent’ raad

De rijkste en moedigste strijders in de groep vormden de raad die bijeenkwam in de schaduw van de "rode tent". Daar werden zaken besproken die van algemeen belang waren: de organisatie van de grote bizonjacht, krijgsstrategieën en de relaties met de blanken. Het hoofd van de groep werd meestal uit de raadsleden gekozen.

Medicijnman

Vaak werd de groep geleid door de medicijnman. Hij beschikte over spirituele krachten die hij ontving via dromen of visioenen. De Dakota geloofden dat de medicijnman de geestenwereld kon zien, hun wil kon lezen in de vlucht van de arend, het gehuil van de wolven of de rook die opsteeg uit de heilige pijp en de toekomst kon voorspellen.

Sommige medicijnmannen wisten welke planten welke ziektes genazen en kenden de liederen en rites die de kwade geesten verdreven. Ze kenden de scheppingsverhalen en vormden het geheugen van de stam, want aan hun werden de daden van de Dakota doorgegeven.

Oorlog en wapens

Oorlog maakten van een jongen een man. Alleen mannen die hun behendigheid en moed hadden laten zien in een aanval of rooftocht waren een held, want alleen krijgers waren helden.

Er was maar weinig aanleiding nodig voor een oorlog/aanval. Er was geen officiële oorlogsverklaring nodig om een andere stam aan te vallen. Als bijvoorbeeld een jonge man besloot om zijn moed te laten zien en punten te gaan scoren, waren er al snel meerder jongen mannen die meededen om ook een held te worden.

Maar elke aanval leidde weer tot een vergeldingsactie, en andersom etc. Zo kon het een tijdje doorgaan. Daarom waren er ook geen echte vredesperiodes maar korte onderbrekingen tussen de ene aanval en de volgende.

Het doel van oorlog was niet het doden maar het laten zien hoe moedig je was, de dood tarten en het na kunnen vertellen en punten scoren, vooral als het een vergeldingsactie betrof.

Rooftochten waren, behalve een manier om je moed te laten zien en je onbevreesdheid voor de dood te showen, de beste en snelste manier om paarden te krijgen. Paarden vormden de basis van de economie van de vlakte-indianen en betekenden rijkdom. Maar de beste overvaller was niet degene die de kudde aan het rand van het dorp stal maar diegene die het paard wist mee te nemen dat was vastgebonden naast de tent waar zijn eigenaar in sliep.

Voor overvallen gold een bepaalde erecode. Als de Dakota de dood van een krijger wilden wreken, doodden ze hetzelfde aantal vijanden als ze zelf verloren hadden, maar ze verwoestten geen tipi's en ze deden geen vrouwen en kinderen kwaad.

De krijgers moesten er op hun best uitzien zodat ze zich niet hoefden te schamen als ze gedood werden en moesten verschijnen voor de Grote Geest. Mooie kleren, versiering, oorlogsverf en spiegels waren even onmisbaar als wapens: pijl en boog, schild, speer, bijl.Hoe ingewikkelder het kapsel van een krijger was hoe vastberadener hij was in de strijd. Degene die een arendtooi droeg (symbool van verdiensten en niet jacht) vroeg meestal geen genade in een gevecht.

>>>>> Vervolg: De pueblovolken >>>>>

Terug naar de Geschiedenis van Amerika pagina

Terug naar de AllesAmerika.com homepage